Mijn visie op goed onderwijs

Pedagogische visie

Wat is voor mij het hogere doel van onderwijs?
De basis voor ‘goed onderwijs’ is een goed pedagogisch klimaat. Het pedagogisch klimaat heeft immers invloed op het welbevinden en de betrokkenheid van de leerlingen. Leerlingen zullen zich het best ontplooien in een groep waar zij zich veilig voelen. Van belang is dat de leerlingen zichzelf kunnen zijn en vertrouwen hebben in de leerkracht en hun medeleerlingen. Als leerkracht ben je voor een groot deel bepalend voor de sfeer in de klas. Daarnaast vind ik dat de leerlingen hier ook een bijdrage aan moeten leveren. Een klas is voor mij niet de ‘leerkracht tegenover de leerlingen’, maar de leerkracht met de leerlingen. Ik wil de leerlingen een actieve rol laten spelen in het bepalen van de sfeer; ‘in de klas én binnen de school moet iedereen zich prettig voelen!’ Dit sluit aan bij de Japanse levenslessen van meester Kanamori: ‘Als één kind niet gelukkig is, is niemand gelukkig’. Kanamori geeft (voor mij) antwoord op de vraag wat de opdracht van het onderwijs moet zijn: Leerlingen voorbereiden op het leven, met aandacht voor het individu, de ander én het collectief (Kanamori, 2003).

Naast de pedagogische opdracht, is er in het onderwijs ook een maatschappelijke opdracht (Kroon & Levering, 2008). De school/klas zie ik als mini-maatschappij, leerlingen worden in staat gesteld het democratische samenleven te oefenen. Ik vind het goed om hier al zo jong mogelijk mee te beginnen en de betrokkenheid/ eigenaarschap van de leerlingen te stimuleren bij hun klas/hun medeleerlingen.

Onderwijskundige visie

In onderwijsland zijn er verschillende leertheorieën over goed onderwijs. Er zijn theorieën die ervan uit gaan dat leerlingen als een leeg vat zijn, dat je volgiet met kennis (cognitivisme). Andere theorieën gaan ervan uit dat leerlingen juist zelf veel moeten ontdekken en dat je als leerkracht altijd in moet gaan op de initiatieven van leerlingen (constructivisme). Ik vind zelf dat leerlingen geen leeg vat zijn. Ze hebben al hun eigen ervaringen en daar kun je heel goed bij aansluiten (betekenisvol onderwijs). En als ze dingen zelf mogen onderzoeken, dan leren ze daar veel meer van dan wanneer ze alleen maar naar de leerkracht moeten luisteren (ervaringsgericht onderwijs). Toch kunnen leerlingen het niet helemaal zelf. Je kunt niet bij elke les zeggen: ‘ontdek het maar zelf’. Er zijn situaties dat de leerkracht de leerlingen moet vertellen hoe het moet en hoe ze iets op de beste manier kunnen doen; m.n. bij nieuwe lesstof is dat het geval. Er moet voor mij dan ook een balans zijn tussen klassikaal onderwijs en ontdekkend onderwijs. De professionaliteit van de leerkracht speelt hier een grote rol in bij het bepalen van de aanpak. Onderwijs moeten zoveel mogelijk betekenisvol worden aangeboden; dat betekent dat het aansluit bij de belevingswereld en de ontwikkeling van het kind.

Ik vind de meeste aansluiting bij de leertheorie ‘cognitivisme’ (Simons, 2015). In ieder geval bij de basisvakken: Het cognitivisme gaat uit van het idee dat een leerling gevuld dient te worden met kennis en kijkt kritisch naar hoe deze kennis effectief en efficiënt door de leerling eigen kan gemaakt worden. Het cognitivisme gaat dus niet uit van het principe: de leraar vertelt, de leerling vangt de informatie op. Directe instructie is wel een belangrijk onderdeel van cognitivisme omdat je een leerling wilt begeleiden kennis op te doen. Hiervoor dient de docent de leerling diverse leerstrategieën aan te leren. Het cognitivisme ziet de leerkracht als ‘meester van de materie’ en dat helpt vanuit het cognitivisme om duidelijke leerdoelen te formuleren en te communiceren: dit is wat we willen bereiken, dit is waarom we het willen bereiken, en dit is hoe we het willen bereiken.

Didactische visie

Gelijkwaardig, maar niet gelijk; passend onderwijsaanbod én differentiëren

We zijn niet allemaal hetzelfde, dat betekent dat we andere behoeftes hebben. In het onderwijs is belangrijk dat wij in de klas de behoeftes van onze leerlingen goed in beeld hebben en daar zoveel mogelijk bij aansluiten. Dat kan betekenen dat de ene leerling meer ondersteuning/begeleiding nodig heeft van de leerkracht dan de andere. Of dat een leerling een andere ondersteuning/ begeleiding nodig heeft dan de rest van de groep. Voorop staat dat iedere leerling recht heeft op goed onderwijs. Dat moet gelijk zijn voor alle leerlingen, maar ‘goed’ onderwijs staat voor mij gelijk aan passend onderwijs (voor die leerling). Als schoolleider moet je zo ook oog hebben voor je teamleden; de één heeft meer ondersteuning en/of aanmoediging nodig dan de ander. Het is belangrijk hier oog voor te hebben. Dit sluit aan bij het Rijnlands denken; het primaire proces centraal zetten, het gaat om het kind en de vakman (de leerkracht). Organiseren vanuit de menselijke maat.

Leren = leerkuil doorlopen

De leerkuil is een metafoor die kinderen en leerkrachten helpt om te praten over hun leerervaringen. Daag kinderen uit nieuwe leerervaringen aan te gaan, maar vertel ze wel dat leren tot cognitieve conflicten kan leiden. Die zijn namelijk onderdeel van het leerpad dat tot diepere leerervaringen leidt. Op deze manier schep je een leerklimaat waarin aandacht is voor die leerprocessen en voor de kenmerken van persoonlijke groei. Zo is leren veel meer dan het maken van toetsen. Laat kinderen tijdens het reflecteren op hun leerproces niet alleen nadenken over wat ze gedaan hebben, wat ze geleerd hebben en welke stappen ze daarbij gezet hebben (taak- en procesgerichte feedback), maar wees vooral nieuwsgierig naar hoe ze met hun emoties en gedachten omgingen. Zo voed je de kinderen met feedback die gericht is op zelfregulatie. Deze vaardigheden en executieve functies zijn bij kinderen in de basisschoolleeftijd nog volop in ontwikkeling (Nottingham, 2020).

Eigenaarschap

‘Wat kinderen zelf kunnen, moeten ze zelf doen. Daar hebben ze recht op.’ Deze uitspraak is van Ellen Emonds. Ik ben het daar volledig mee eens. Een belangrijke stap binnen het onderwijs is kinderen de mogelijkheid geven meer verantwoordelijkheid te laten nemen in het eigen leerproces. Met deze stap wordt ‘eigenaarschap’ bedoeld (Lieskamp, 2017). Vaak is het de leerkracht die bepaalt wat kinderen moeten leren. Maar als kinderen zelf actief betrokken worden bij hun eigen ontwikkeling worden ze eigenaar van hun eigen leerproces: zo ontstaat eigenaarschap. En dit draagt bij aan hun welbevinden. Leerkrachten hebben de neiging vanuit hun leerkrachthart kinderen (te snel) te willen helpen. Maar worden ze zo wel echt geholpen? Zoals de leerkrachten eigenaarschap bij de leerlingen bevorderen, zo moet de schoolleider eigenaarschap bij het team/teamleden bevorderen.